maandag 19 september 2016
autisme_in_het_gewoon_onderwijs.jpg

Autisme in het gewoon onderwijs

Je kan er niet omheen: elke school komt dagelijks in aanraking met kinderen met de diagnose autisme. En hoewel je als leerkracht probeert je zo goed mogelijk aan te passen, blijkt dat vaak niet voldoende. Het kind blijft vreemd en soms moeilijk gedrag stellen. Maar wat werkt wel? Autisme-experts An Saey en Veerle De Bruyne weten raad.

Autisme is een complex gegeven. Vanuit een andere denk- en belevingswereld stellen kinderen met autisme onverwacht en ongewoon gedrag. Zelfs de beste leraren weten het soms ook niet meer. In een tweedaagse cursus bieden nascholers An Saey en Veerle De Bruyne leraren uit het gewoon onderwijs enkele handvatten aan om grip te krijgen op autisme.

Jullie beginnen de tweedaagse cursus met het herkennen van autisme. Kunnen de meeste leerkrachten dat dan niet?

An: De meeste leerkrachten weten al wel iets over autisme, maar we merken dat ze nog vaak in clichés denken. Je mag niet vergeten dat leerlingen in het gewoon onderwijs normaal begaafd zijn. Dat is een extra moeilijkheid. Want die leerlingen ontwikkelen na een tijdje technieken om zo normaal mogelijk te lijken, waardoor leerkrachten niet altijd merken dat ze een autismespectrumstoornis hebben.

Veerle: Wat je heel vaak merkt is bijvoorbeeld imitatie. Het valt niet op dat een leerling een autismespectrumstoornis heeft omdat hij zich net zoals de andere leerlingen gedraagt. Maar als je echt goed oplet, merk je wel dat er een verschil is.

An (foto): In het secundair onderwijs zien we ook vaak sociaal wenselijk gedrag. Een meisje dat altijd zal glimlachen en knikken als de leraar vraagt of het lukt, maar thuiskomt en niets van de les begrepen heeft. Als je goed kijkt, zal je ook wel merken dat die gasten heel letterlijk denken. Zo heb ik eens een leerling gezien die letterlijk een blik door het raam wierp toen de leerkracht zei: “we gaan een blik door het venster werpen.”

An_Saey_b.jpg

Kinderen met autisme vertonen vaak gedrag dat leraren als moeilijk of lastig ervaren. Hoe kunnen we die leerlingen beter begrijpen en begeleiden?

An: Als het gaat over autisme hebben we het vaak over ijsbergdenken. Het gedrag dat je waarneemt, is het topje van de ijsberg. De meeste mensen blijven aan dat topje hangen. Maar om autisme echt te kunnen begrijpen, moet je ook kijken naar wat er nog onder water ligt. Soms zit dat onder een dun waterlaagje, soms moet je veel dieper graven. Je kan er niet altijd je vinger op leggen. Er zijn heel veel mogelijke oorzaken, dus het vraagt moeite om de juiste oorzaak te achterhalen.

Veerle: Daarom zeggen we ook aan leerkrachten: doe het niet alleen. Laat je omringen met deskundigen of collega’s die de leerlingen in een andere context zien. Zet je samen met bijvoorbeeld de LO-leraar, de klastitularis en de leraar zedenleer. Zo kan je samen gaan kijken: welk gedrag stelt de leerling in welke context? Is dat verschillend? Hoe komt het dat dat verschilt?

An: Eens je de oorzaak gevonden hebt, kan je aanpassingen gaan doen. Op die manier duw je het stressniveau van die leerling een stukje naar beneden en zal hij beter functioneren. Volledig stressloos zijn mensen met autisme nooit, maar je kan wel veel factoren uitsluiten door de omgeving aan te passen. Pas als dat stressniveau laag is, kunnen ze echt leren, ontwikkelen en hun weg vinden in de maatschappij.

Welke concrete aanpassingen kan je als leerkracht doen?

An: Vaak zit het in heel kleine dingen. Sommige leerkrachten vullen de agenda pas op het einde van de les in. Doe dat in het begin van de les en schrijf dat telkens op dezelfde plaats op het bord. Dat is een kleine aanpassing die de les voorspelbaar maakt. Voor álle leerlingen, trouwens.

 

quote icoon

Vul de agenda in bij begin van de les en schrijf dat telkens op dezelfde plaats op het bord. Dat is een kleine aanpassing die de les voorspelbaar maakt. Voor álle leerlingen, trouwens.

— An Saey - GO! nascholing

Veerle: Een ander voorbeeld: sommige leerlingen met autisme durven geen presentatie geven voor een groep. Een heel eenvoudige aanpassing is dat die leerling zijn presentatie tijdens de speeltijd kan geven in een lege klas. Het is eenvoudig, maar het vraagt wel een beetje flexibiliteit.

An: We merken dat leerkrachten het er vaak moeilijk mee hebben om uitzonderingen te maken. Ze willen andere leerlingen niet benadelen. Maar zo mag je dat niet zien. Het feit dat je aanpassingen doet op basis van de behoeften van een kind, maakt van jou een goede leerkracht.

Hoe is de cursus opgebouwd?

An: De eerste dag wordt een eerder theoretisch kader aangeboden, omdat je dat voor een stuk ook echt nodig hebt. Maar we werken wel altijd vanuit concrete voorbeelden. Hoe gedragen leerlingen met autisme zich? Hoe merk je dat op? Hoe denken ze? Waarom is het voor hen zo lastig?

Veerle: Tijdens de tweede dag focussen we echt op gedrag. Want daar heeft iedereen veel vragen bij. We werken rond de eigen casussen van de leerkrachten die de cursus volgen. Zij willen het ook echt over hun leerlingen hebben, niet over een of ander kind uit de boekjes. We vragen hen op voorhand om hun casussen door te geven, zodat wij die alvast kunnen bekijken. Zo kunnen ze na de cursus meteen concreet aan de slag in de klas. En dat is waar het uiteindelijk om draait.

Info en inschrijvingen

3 tips

1. Begin met observeren

Vaak zeggen leerkrachten: “maak je oefening”. Sommige kinderen met autisme zullen niet beginnen en schuiven hun blad opzij. Quasi onmiddellijk zal de leerkracht denken dat het kind die oefening niet wil maken. In de observatiefase ga je eigenlijk gewoon zeggen: dat kind schuift het blad opzij. Je gaat daar geen betekenis aan geven. Eerst kijken wat je ziet, pas later op zoek gaan naar oorzaken.

2. Ga op zoek naar de oorzaak

Nadat je gekeken hebt naar de situatie, kan je op zoek naar oorzaken. Waarom schuift dat kind het blad opzij? Is het blad te druk? Heeft het kind de instructie niet goed begrepen? Is het omdat het kind geen zin heeft in wiskunde? Door over de situatie na te denken, krijg je een objectieve kijk op het gedrag. Zo vermijd je dat gedrag gekoppeld wordt aan een persoon en een kind ‘een ambetant kind’ wordt.

3. Doe aanpassingen

Bedenk welke aanpassingen je kan doen om het voor een kind met autisme eenvoudiger en minder chaotisch te maken. Werk met gestructureerde bordschema’s, haal prikkels in het klaslokaal weg of geef kinderen een vraagkaart die ze omhoog kunnen steken als ze de leraar in alle rust willen spreken. Het zit vaak in kleine dingen, die vaak ook de andere leerlingen ten goede komen.

Meer weten over autismespectrumstoornissen? Bekijk dan zeker onze GO! publicatie ‘ALIASS. Algemene leidraad autismespectrumstoornissen’.

 

aliasscover_b.jpg

Lees het volgende artikel

Ontvang het "Helemaal GO!"-magazine in je mailbox.

Laden...