vrijdag 17 maart 2017
LavrijsenJ_HR.jpg

De effecten van onze onderwijsstructuur op leerlingen

“Een vroege opdeling in onderwijsvormen leidt tot mindere leerprestaties bij onderpresteerders en leerlingen uit sociaal zwakkere milieus. Ze vergroot het risico op een vroege schooluitval en bemoeilijkt de ontwikkeling van een positieve leerattitude”, besluit Jeroen Lavrijsen (KU Leuven) uit zijn doctoraatsonderzoek waarin hij onze onderwijsstructuur en zijn korte- en langetermijneffecten vergelijkt met die van andere landen.

VROEGER KIEZEN IS LATER VERLIEZEN

Jeroen Lavrijsen: “Ik zocht naar de kenmerken die internationaal sociale ongelijkheid en schooluitval beïnvloeden. Het viel me op dat de leerbereidheid laag was in landen die de leerlingen vroeg in onderwijsvormen opdelen. Vooral de leerlingen met laagopgeleide ouders lopen een groter risico op schooluitval. Leerlingen uit landen waar zittenblijven veel voorkomt, hebben een minder positieve houding tegenover leren. De schooluitval blijkt dan weer lager in landen met een goed uitgebouwd technisch en beroepssecundair onderwijs. De voornaamste verklaring voor internationale verschillen in schooluitval ligt echter buiten de schoolmuren. Die is het grootst in landen met een hoge armoedegraad.”

Het gewicht van de ouders

Lavrijsen: “In Vlaanderen zijn alle onderwijsvormen in principe voor iedereen toegankelijk. Niet alleen de capaciteiten van de leerling bepalen de keuze voor onderwijsvorm en school, ook zijn of haar sociale afkomst. Het gewicht van de ouderlijke stem in de keuze van de onderwijsvorm vergroot als een selectie op basis van een externe toets ontbreekt. Omdat de leeromstandigheden van de leerlingen uit lagere sociale milieus minder optimaal zijn, vergroot hun achterstand op kansrijke leeftijdgenoten. Daardoor komen die leerlingen te vlug in het beroepssecundair onderwijs terecht. Het bij vele ouders negatieve imago van het technisch en beroepsonderwijs kunnen we bijsturen als we ook in het algemeen vormend onderwijs meer aandacht aan technologie en technische vaardigheden besteden. Dat doorbreekt niet alleen het hiërarchisch denken, maar ook het watervalfenomeen dat voor vele leerlingen een positieve leerattitude in de weg staat.”

Een half jaar schoollopen

Lavrijsen: “In ons onderwijs splitsen we de leerlingen op 12 jaar op, in Scandinavië pas op hun 16de. Zwakke presteerders en kansarme leerlingen presteren minder in een systeem waarin je de leerlingen te vroeg in een onderwijsvorm betonneert. Een leerling uit de groep van 10% kansarmste leerlingen scoort gemiddeld ongeveer 20 PISA-punten minder in een systeem met een vroege dan in een systeem met een late opdeling. Dat komt ongeveer neer op het effect van een half jaar schoollopen. Voor kansrijke leerlingen maakt een vroege of late splitsing niet uit. Het is dus zeker niet zo dat heterogene klassen het peil van de schoolprestaties van de goedpresteerders naar beneden halen. Ze verhogen wel de motivatie van kansarme leerlingen om te presteren.”

Moeilijk opstromen

Lavrijsen: “Het inbouwen van dwarsverbindingen tussen de onderwijsvormen is vooral voor zwakpresteerders en kansarme jongeren belangrijk. Het geeft hen de kans om een verkeerde keuze aan de start van het secundair onderwijs te corrigeren. Dit ‘opstromen’ ligt in Vlaanderen moeilijk. In Nederland is deze mogelijkheid sterk uitgebouwd in scholen die de verschillende onderwijsvormen naast elkaar aanbieden. Het concept van de domeinschool vergemakkelijkt deze mogelijkheid.”

Sterkere basis

Lavrijsen: “Leerlingen uit de technische richtingen beginnen doorgaans met zwakkere algemene vaardigheden aan de eerste graad van het secundair onderwijs. De optie-uren waaruit ze moeten kiezen houden in dat er minder tijd voor basisvorming overblijft. Dat beperkt hun latere keuzemogelijkheden en vergroot de kloof met de leerlingen uit de ‘moderne’ optie. Het lijkt me zinvoller om die uren in de eerste graad prioritair aan de basisvorming te besteden. Als zwakkere leerlingen via differentiatie en remediëringsklassen extra tijd krijgen om hun tekorten bij te sturen, kunnen ze een positievere studiekeuze maken. Te veel richtingen blijken voor hen al bij voorbaat afgesloten. In het huidige systeem wordt die keuze te veel bepaald door wat de leerling niét kan, niet door wat hij wél kan.”

quote icoon

We hebben een degelijk beroepsonderwijs dat de schooluitval verlaagt en de overgang naar de arbeidsmarkt vergemakkelijkt. Maar haar meerwaarde verdwijnt als de werknemers ouder worden.

Afnemende meerwaarde

Lavrijsen: “We hebben een degelijk beroepsonderwijs dat de schooluitval verlaagt en de overgang naar de arbeidsmarkt vergemakkelijkt. Maar haar meerwaarde verdwijnt als de werknemers ouder worden. Het ‘omslagpunt’ waarop een beroepsgerichte opleiding van een voor- in een nadeel verandert situeert zich in het tweede decennium na het afstuderen. Bovendien blijken afgestudeerden uit het beroepsonderwijs over hun volledige loopbaan minder aan bijscholingen deel te nemen. Ze hebben een minder positieve houding tegenover leren. Zelfs vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt suggereert deze attitude dat de ontwikkeling van voldoende algemene vaardigheden ook voor het beroepsonderwijs cruciaal blijft.”

Geen leven lang leren

Lavrijsen: “Van alle onderzochte West-Europese landen kijken de Vlaamse volwassenen het minst positief aan tegen leren en bijscholen. Heel wat Vlaamse leerlingen hebben al van in de lagere school een negatieve houding tegenover leren. De organisatie van ons secundair onderwijs is hiervoor niet de enige verantwoordelijke. De bereidheid tot een leven lang leren hangt af van de functionele geletterdheid van de werknemer. Vooral Vlaamse lager opgeleiden zijn minder bereid zich bij te scholen dan hun tegenhangers uit andere landen. De meesten onder hen geven aan dat niet zozeer een externe drempel hen in de weg staat, ze blijken vooral niet gemotiveerd om aan een opleiding deel te nemen. Vandaar mijn pleidooi om in het beroepsonderwijs een brede algemene vorming de voorrang te geven op een te vroege specialisatie.”

 

interviewLavrijsen.jpg
Zwakke presteerders en kansarme leerlingen presteren minder in een systeem waarin je de leerlingen te vroeg in een onderwijsvorm betonneert. Voor kansrijke leerlingen maakt een vroege of late splitsing niet uit. - Jeroen Lavrijsen (KU Leuven)

Lees het volgende artikel

Ontvang het "Helemaal GO!"-magazine in je mailbox.

Laden...