Het Talendorp bestaat o.m. uit een restaurant, een politiekantoor, een supermarkt, een ziekenhuis en een douanepost. Op die verschillende plekken komen leerlingen uit het tweede jaar leerlingen tegen uit het vijfde jaar. Elke locatie draagt andere woordenschat bij, andere uitdrukkingen.
De leerlingen kunnen zo op een informele manier kennismaken met bepaalde situaties die hen ‘dwingen’ te zoeken naar woorden, zinnen en manieren om zich in een andere taal duidelijk te maken. Een en ander wordt natuurlijk wel goed voorbereid door de leerkrachten. De leerlingen krijgen een rol toegewezen, met een verhaallijn en een budget. Bij het uitvoeren van de verhaallijn gaan de tweedejaars in verschillende talen in interactie met de vijfdejaars.
Die mogelijkheid tot interactie en improvisatie in het Talendorp wordt wel geapprecieerd door de leerlingen. En sommigen ontdekken zo echt hun liefde voor talen. De leraren ondersteunen, begeleiden en kijken tevreden toe wanneer ze zien dat Nederlandstalige leerlingen Franstalige leerlingen helpen, en omgekeerd. Er ontstaat een talige symbiose die het Talendorp een extra impuls geeft.
