Deeltijds kunstonderwijs

2 cursisten - lokaal - schilderen -volwassenenonderwijs - samenwerken - horizontaal - JD.jpg
  • Ervoor zorgen dat mensen een leven lang kunnen en willen leren in het kader van de brede open school is voor het GO! een speerpunt. Het GO! vraagt dat er voldoende infrastructuurmiddelen beschikbaar zijn om intergenerationele campussen in de praktijk mogelijk te maken.

  • De academies voor deeltijds kunstonderwijs maken integraal deel uit van de GO! scholengroepen. Het deeltijds kunstonderwijs (DKO) moet een eigen dotatie krijgen en mag voor zijn ontwikkeling niet aangewezen zijn op middelen uit het leerplichtonderwijs.

GO! standpunt Meer info Tijdslijn Praktijkvoorbeelden

Gelijke onderwijskansen

Het deeltijds kunstonderwijs draagt ertoe bij dat iedere lerende deelneemt aan de samenleving, zich persoonlijk ontplooit en een leven lang en levensbreed kan leren. Tezelfder tijd onderscheidt het deeltijds kunstonderwijs zich van andere onderwijsvormen omdat het werkt met en vanuit kunst. Het start met elke leerling een artistiek leerproces op. Academies leiden leerlingen op tot kunstbeoefenaars die op hun artistiek vakmanschap, creativiteit en verbeeldingskracht kunnen vertrouwen.

De finaliteit van het dko is drieledig:

1.       een uitstroomfinaliteit naar de kunstbeoefening in de vrije tijd;

2.       een uitstroomfinaliteit naar de arbeidsmarkt;

3.       een doorstroomfinaliteit naar het hoger kunstonderwijs.


Vandaag bepaalt de sociaal-economische en sociaal-culturele status van leerlingen te vaak of zij al dan niet naar een academie kunnen gaan. Voor het GO! moet de hervorming van het DKO die werd ingezet met de invoering van het nieuwe decreet op 1 september 2018, uitmonden in onderwijs dat competentie-ontwikkelend en competentiegericht is en op maat van de leerling. Dat onderwijs moet nieuwe doelgroepen bereiken en ervoor zorgen dat meer mensen naar de academie kunnen gaan. Dat betekent niet dat de leerlingencijfers moeten stijgen, maar dat iedereen voor het DKO moet kunnen kiezen. Het nieuwe decreet houdt verschillende maatregelen in voor het dko om talenten maximaal te laten ontwikkelen en gelijke onderwijskansen waar te maken. Zo werden de opleidingenstructuur en de einddoelen geactualiseerd. Deze maken een competentieontwikkelend lesgeven, leren en evalueren mogelijk en maken het tevens mogelijk om binnen het dko een studiebewijs te behalen. Academies reiken voortaan gevalideerde kwalificaties uit. zo werd ook het opleidingsaanbod geactualiseerd. dit gebeurde op zo'n manier dat het aanbod nauwer aansluit bij de leefwereld van kinderen en (jong)volwassenen.

Afstemming op het niveau van de doelen 

Voor de eerste tot en met de derde graad worden de einddoelen van het dko basiscompetenties genoemd. Experten van de onderwijsverstrekkers hebben in overleg met het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) een set van basiscompetenties ontwikkeld die aangeven welke competenties de leerlingen in elke graad verwerven.

De experten hebben de einddoelen voor het geheel van de opleiding geformuleerd en niet langer per vak. Daardoor worden leerkrachten gestimuleerd het onderwijs veel meer als team vorm te geven. Een geïntegreerde, vakoverschrijdende aanpak wordt wenselijk, waarbij elke leerkracht vanuit zijn eigen deskundigheid meewerkt aan het leerproces van de leerling.

De beroepskwalificaties bevatten een opsomming van alle competenties die leerlingen op het einde van hun leertraject (4e graad) in het dko verworven hebben. Beroepskwalificaties maken de relatie transparant en helder tussen het dko en de amateurkunstensector, waar het grootste deel van de leerlingen naartoe stroomt.

→ Het GO! bekijkt het actualiseren van de einddoelen DKO vanuit een breed perspectief. Dat maakt het makkelijker om een transparant opleidingsaanbod te realiseren over de verschillende onderwijsniveaus en -vormen heen en het creëert een horizontale en verticale samenhang in de globale opleidingsstructuur. Het GO! wil de kerndoelen DKO integreren in een set van overkoepelende einddoelen die curriculumontwikkeling en leerlinggericht werken mogelijk maken.

De kerndoelen bestaan uit deze kerncompetenties:

  1. individuele gedrevenheid tonen;
  2. creëren en drang tot innoveren;
  3. vakdeskundigheid inzetten;
  4. een onderzoekende houding t.o.v. proces en product;
  5. samenwerken aan een gemeenschappelijk artistiek doel of project.
  6. presenteren van het proces en/ of product aan een publiek.

Elke kerncompetentie is expliciet aanwezig in de eerste drie graden van het dko. In de vierde graad zijn de kerncompetenties niet als dusdanig opgenomen in de beroepskwalificaties. De koppeling gebeurt in de leerplannen.

De zes kerncompetenties vormen de basis van alle onderwijsleerprocessen in de vier artistieke domeinen van het dko: beeldende en audiovisuele kunsten, dans, muziek en woordkunst-drama. Ze maken de horizontale samenhang tussen die domeinen duidelijk. Voor vijf van de zes kerncompetenties zijn de BC’s gelijk over de domeinen heen. Voor de BC’s die het inzetten van vakdeskundigheid ontwikkelen, merken we wel een duidelijk verschil. De eigenheid van het domein komt hierin duidelijk naar voor. 

Het is van groot belang dat de zes kerncompetenties op een gelijkwaardige manier aan bod komen. Een leerling wordt pas een artistieke persoonlijkheid als het hele spectrum aandacht krijgt. Vakdeskundigheid heeft daar uiteraard een plaats in, maar staat niet eenzijdig in de focus.

1 cursist - atelier - beeldhouwen - kunst - volwassenenonderwijs - creatief - verticaal.jpg
Gelijke onderwijskansen en maximalisatie van talenten vormen de kern van het pedagogisch project van het GO!, ook in het deeltijds kunstonderwijs.

Groter kader

Gelijke onderwijskansen en het maximaal ontwikkelen van talenten vormen de kern van het pedagogisch project van het GO! , ook in het deeltijds kunstonderwijs. Het GO! is blij met de mogelijkheid tot brede invulling van de nieuwe eerste graad voor zes- en zevenjarigen en wil dat haar academies maximaal inzetten op deze mogelijkheid.

Partner in tweedekansonderwijs

Het GO! ziet mogelijkheden voor het dko in het tweedekansonderwijs.

→ Volwassenen die hun diploma kso willen behalen, moeten de ‘basisvorming’ in een centrum voor volwassenenonderwijs en de ‘praktijk’ of het ‘specifieke gedeelte’ (de kunstvakken) in een academie kunnen volgen. Het traject van de tweede kans is enkel een optie voor leerlingen die zowel aan de voltijdse als aan de deeltijdse leerplicht hebben voldaan.

 

Competentie-ontwikkelend


In een competentiegerichte benadering worden kennis, vaardigheden en attitudes met elkaar verweven. Het geïsoleerde inoefenen van vaardigheden maakt er plaats voor een meer holistische manier van leren.

→ Het GO! wil het dko profileren als onderwijs dat de artistieke aanleg van de leerlingen door gerichte competentie-ontwikkeling ontdekt, activeert en versterkt. Hierdoor kan het sterker op specifieke leervragen inspelen. De competentiegerichte ontwikkeling werd in de nieuwe einddoelen en in de opbouw van de leertrajecten opgenomen. Evaluatie wordt dan niet enkel een middel om te meten in hoeverre de leerlingen bepaalde doelen hebben bereikt, maar een in het leerproces geïntegreerd instrument om het leren te stimuleren.

Een leerling in het kunstonderwijs verwerft een breed spectrum van competenties. Hij ontwikkelt vakmanschap, creëert en innoveert, toont individuele gedrevenheid, neemt de rol van (onder)zoeker op, werkt samen met anderen en presenteert. Een brede evaluatie overziet het hele spectrum en zoomt in op de verschillende competenties.

→ Het GO! is voorstander van een brede evaluatie met een veelzijdige benadering: vanuit verschillende perspectieven, feedback van verschillende leerkrachten en eventueel externe deskundigen, verschillende informatiebronnen en evaluatie-activiteiten. De evaluatie moet transparant, valide en betrouwbaar zijn.

→ Het GO! heeft als trekker van het pilootproject Kunstig competent! de omslag naar een competentiegerichte wijze van lesgeven, leren en evalueren in het DKO ondersteund en mee vormgegeven. Het wil de resultaten uit het pilootproject maximaal in zijn academies ingang doen vinden.

 

Specifieke onderwijsbehoeften


Academies moeten zich inspannen opdat ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften het gemeenschappelijke curriculum kunnen volgen. Sommige leerlingen zullen ondanks redelijke aanpassingen weinig leerwinst boeken om verder binnen het gemeenschappelijke curriculum te blijven functioneren. In dat geval maken de academies werk van een individueel aangepast curriculum.

→ Van de overheid verwacht het GO! dat ze hiervoor in de passende middelen voorziet, meer dan nu het geval is.

Financiering


De nieuwe omkaderingsregels betonneren een te lage omkaderingscoëfficiënt voor bestuurs- en omkaderingspersoneel, administratief en onderwijzend personeel. De verankering van de aanwendingspercentages houden een besparing in. Ook kan de omkadering niet volledig worden aangewend door de invoering van het solidariteitsmechanisme. De invoering van het solidariteitsmechanisme houdt de feitelijke toepassing van een bijkomend aanwendingspercentage in, zonder de impact van deze variabele te kennen.

Met deze bepalingen institutionaliseert de overheid het gegeven dat een academie niet zelfbedruipend is op basis van de toegekende financiering of subsidiëring. Een academie heeft bijkomende middelen van het schoolbestuur nodig om de volledige onderwijsopdracht te kunnen realiseren. Echter, niet alle academies kunnen in dezelfde mate een beroep doen op de schoolbesturen voor bijkomende financiering of subsidiëring. Dit geldt in het bijzonder voor de academies van het GO!, dat de middelen alleen van de Vlaamse overheid krijgt. De overheid gaat er vanuit dat schoolbesturen bijpassen of pre-financieren, maar moet voor het GO! dan ook in de nodige bijkomende middelen voorzien. Immers, als het gefinancierd onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap heeft het GO! enkel dotaties vanuit de Vlaamse overheid.

Het GO! verwacht dat de overheid voldoende middelen toekent aan de GO! academies om de decretale opdracht op een kwaliteitsvolle wijze te kunnen uitvoeren. Bij ontstentenis resten het GO! twee opties: ofwel moeten de GO! academies het toch doen met de middelen die hun door de overheid ter beschikking gesteld worden - en worden zij de facto afgebouwd - ofwel moet het GO! middelen die gegenereerd worden door, en bestemd zijn voor, andere onderwijsniveaus en -vormen (deels) besteden aan zijn academies. Geen van beide opties is aanvaardbaar, rekening houdend met de grondwettelijke opdracht van het GO!. Het is in dat verband schrijnende dat het - forfaitaire - bedrag voor de werkingsmiddelen in het GO!, ondanks de forse leerlingengroei van de laatste jaren, ook voor de toekomst bevroren blijft. Dit bedrag moet mee evolueren met de leerlingencijfers.

Het invoeren van het solidariteitsmechanisme in het dko vormt trouwens een belangrijk precedent voor het hele onderwijsveld: de programmatiestop in het dko wordt opgeheven, maar de kostprijs van toekomstige, toegekende programmaties wordt verhaald op de academies zelf. Het GO! gaat niet akkoord met de invoering van een dergelijk solidariteitsmechanisme, waardoor een rem wordt gezet op een breed en toegankelijk dko.

Het GO! vraagt dat ook de nodige middelen voor infrastructuur worden voorzien. Bij scholenbouw moet er vanuit de bredeschoolgedachte, het inclusieprincipe én de efficiëntie, systematisch aandacht zijn voor de behoeften van het dko. Er is nood aan een financieringkader voor infrastructuur. 

1 leerkracht - atelier - werken - volwassenenonderwijs - open geest - horizontaal (7).jpg


Onderwijslandschap

 

De academies maken integraal deel uit van de GO! scholengroepen. Het GO! kiest voor deze structuur op basis van inhoudelijke argumenten en een gemeenschappelijk (ped)agogisch project. Deze structuur maakt het mogelijk om met diverse belanghebbenden samen te werken.

→ Ook door witte vlekken in het onderwijslandschap in te vullen kan men de feitelijke ongelijkheid in de deelname aan het dko aanpakken. Blinde vlekken in het aanbod moeten zo veel mogelijk opgevuld kunnen worden, zodat leerlingen op redelijke afstand een gepaste opleiding kunnen volgen, gericht op verder verbreding, verdieping en democratisering van het doelpubliek van het dko.

→ Het GO! vraagt dat de gemeentebesturen naar de geest van het decreet betreffende het flankerend onderwijsbeleid handelen en alle academies op hun grondgebied gelijkwaardig behandelen.


Muren slopen


Het GO! is blij met de mogelijkheid tot brede invulling van de nieuwe eerste graad voor 6- en 7-jarigen en wil dat zijn academies maximaal inzetten op deze mogelijkheid. De overgrote meerderheid van de kinderen is pas op een latere leeftijd in staat om uit de verschillende domeinen een onderbouwde keuze te maken. Door de eerste graad voor 6- en 7-jarigen breed in plaats van eng domeinspecifiek in te vullen geef je leerlingen de kans en de tijd om te ontdekken welke artistieke uitdrukkingswijze hen het best ligt.

Het dko kan een grotere rol spelen bij het ontwikkelen van een kunstzinnige vorming in het kleuter- en het leerplichtonderwijs.

→ Het GO! zal maximaal inzetten op de projectmatige samenwerkingsmogelijkheden tussen het dko en het kleuter- en leerplichtonderwijs zoals voorzien in het nieuwe decreet, maar pleit tezelfdertijd voor structurele samenwerking tussen het dko en het kleuter- en leerplichtonderwijs binnen een scholengroep. We beogen een duurzame, structurele samenwerking tussen instellingen van de verschillende onderwijsniveaus om zo veel mogelijk kinderen en jongeren de weg naar het dko te laten vinden. De Kunstkuur-projecten kunnen hier een belangrijke incentive voor zijn. Op die manier kan de huidige muzische vorming in het basisonderwijs bijvoorbeeld ook breder ingevuld worden met een sterke onderbouwing vanuit het dko. 


Werkplekleren en leren in een alternatieve context


Dko-leerlingen zijn erbij gebaat dat ze leerervaringen gedeeltelijk buiten de academie kunnen opdoen. Werkplekleren of leren in een alternatieve leercontext werkt motiverend, zorgt voor variatie in de opleiding, brengt leerlingen noodzakelijke werkattitudes bij en geeft academies de kans om met hedendaagse middelen en apparatuur te onderwijzen.

→ Ook binnen het DKO ziet het GO! heel wat mogelijkheden voor leerlingen om via alternatieve kanalen artistieke competenties te verwerven: in een bedrijf, in de amateurkunstensector of in een zelfstandige kunstenaarspraktijk. Het GO! wil zijn academies stimuleren om hier sterker op in te zetten.


Even terugblikken


Het deeltijds kunstonderwijs (dko) is aanvullend onderwijs, gericht op de kunstzinnige vorming van kinderen, jongeren en volwassenen. Er zijn vier domeinen: beeldende en audiovisuele kunsten, muziek, woordkunst-drama en dans.

De regelgeving voor het deeltijds kunstonderwijs uit 1990 bleek ontoereikend om de nieuwe maatschappelijke verwachtingen t.a.v. het deeltijds kunstonderwijs (dko) in te lossen. Ze schreef gelijkvormige trajecten voor die weinig flexibel zijn en onvoldoende op de leervragen van de leerlingen inspelen. De minimumleerplannen van de overheid boden weinig ruimte voor eigentijdse pedagogische inzichten zoals nieuwe evaluatiemethodieken of actuele ontwikkelingen in de kunsten als cross-over en interdisciplinariteit. De minimumleerplannen waren ook weinig doelstellingsgericht. De voorbije twee legislaturen werden er diverse voorstellen gelanceerd om het deeltijds kunstonderwijs te hervormen. Deze mondden uit in een nieuw decreet, een zogenaamd niveaudecreet, voor het deeltijds kunstonderwijs, dat inging op 1 september 2018. 

1 kind - lokaal - muziek spelen - deeltijds kunstonderwijs - samenwerken - horizontaal - JD - begeleiding.jpg
quote

Kinderen, jongeren en volwassenen moeten alle kansen krijgen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen.


Wat wil de Vlaamse overheid?


Minister Crevits erkende de nood aan een hervorming van en een niveaudecreet voor het deeltijds kunstonderwijs. Haar beleidsintenties werden geconcretiseerd in een conceptnota voor een toekomstig deeltijds kunstonderwijs en mondden uit in een nieuw decreet, een zogenaamd niveaudecreet voor het deeltijds kunstonderwijs, dat inging op 1 september 2018. Hiermee wil de minister de regelgeving vereenvoudigen; het dko in het onderwijs verankeren en het met de kunstensector en het kleuter- en leerplichtonderwijs verbinden.

Gelijke onderwijskansen en maximalisatie van talenten vormen de kern van het pedagogisch project van het GO!, ook in het deeltijds kunstonderwijs. Het pedagogisch project reikt een aantal hefbomen en te ondernemen acties aan opdat het GO! zijn opdracht via het deeltijds kunstonderwijs kan realiseren. Het verwijst naar een aangepaste financiering, een inhoudelijke modernisering van de einddoelen en de evaluatiemethodieken en een geactualiseerd(e) opleidingsstructuur en opleidingsaanbod. Het GO! hecht veel belang aan een structurele verankering van de samenwerking tussen het DKO en het kleuter- en leerplichtonderwijs. Deze structurele samenwerking start in eerste instantie in de GO! scholengroep en kan gestimuleerd worden via de Kunstkuur-projecten, waarbij ingezet wordt op een samenwerking tussen het dko en het leerplichtonderwijs en/ of het hoger onderwijs. De academies voor deeltijds kunstonderwijs maken voor het GO! integraal deel uit van de GO! scholengroepen.

Blader door de tijdslijn

Ontdek de praktijkvoorbeelden

zeefdrukdrukdruk.jpg
Kunst Deeltijds Kunstonderwijs

Projecten inhoudelijke vernieuwing DKO

DKO In De Kijker
Kunst Deeltijds Kunstonderwijs

GO! dko in de kijker

Shutterstock Kunst Toneel
Kunst Deeltijds Kunstonderwijs

Scholen met kunstkuren